De energie wordt over het hele land getransporteerd naar onze huizen en wij hebben gas en stroom. We maken nu de overgang naar schone, duurzaam opgewekte energie zoals zonne- en windenergie. Het transport gaat verschillende kanten op. Van het zonnepaneel naar ons stopcontact, of naar een batterij voor opslag. Of van een windpark naar bedrijven dichtbij die stroom nodig hebben. Het anders verwarmen van wijken en gebouwen heeft ook invloed op het energiesysteem. Daarvoor wordt bijvoorbeeld aardwarmte gebruikt uit de diepe ondergrond (geothermie), restwarmte van de industrie of warmte uit oppervlakte-, drink- of afvalwater.
Dat alles vraagt veel van het energiesysteem. Van centraal opwekken en verspreiden van energie, naar een mix waarbij we ook dichterbij duurzame energie lokaal opwekken en gebruiken. Ook is er meer infrastructuur nodig: transformatorstations en kabels. Er is op dit moment te weinig personeel, tijd en ruimte om snel voldoende infrastructuur aan te leggen. We gaan daarom ons bestaande energienet ook slimmer gebruiken. Door energie op te slaan of wind- en zonneprojecten die dicht bij elkaar liggen op één kabel aan te sluiten. Het werken aan een toekomstbestendig energiesysteem is hard nodig. We hebben energie nodig voor bedrijvigheid, wonen of bijvoorbeeld elektrisch rijden. Overheden en netbeheerders stemmen daarom het werk aan het energiesysteem af op andere ontwikkelingen in onze leefomgeving, zoals woningbouw. En betrekken initiatiefnemers en belanghebbenden daarbij.